header

Meer zoo caresheet Halsbandparkiet

halsband_bleu.jpg

Latijnse naam: Psittacula krameri
Nederlandse naam: Halsbandparkiet
Land van herkomst: Het zuiden van India, Sri Lanka en het eiland Rameswaran
Grootte: ca 42 cm

Gewicht: ca 150 gram

Leeftijd: 12-18
Ringmaat: 6.5 mm
Verschil man en vrouw: Ongeveer op een leeftijd van 3 jaar krijgen de mannen hun kenmerkende zwarte met wit en roze afgezette halsband. De naam halsbandparkiet is hiermee direct verklaard. Het mannetje en de pop zijn door deze halsband goed te onderscheiden. Jonge mannen lijken echter op de pop en bezitten de halsband nog niet. Let daarom bij de koop van deze vogels op dat ze rond de 3 jaar oud zijn, zodat met zekerheid het geslachtsonderscheid zichtbaar is.
Kleur: Halsbandparkieten zijn er tegenwoordig in allerlei kleuren van wit tot bont en van blauw tot de standaardkleur groen.
Voliere: Grote 4 meter lang x 2 meter breed x 2 meter hoog.
Kweek: Hoogte 50 cm, bodemoppervlakte van 25x25. Er worden 3 tot 5 eitjes gelegd en soms wel 6 die de pop uitbroedt.
Ze gaat meestal zitten na het leggen van het voorlaatste ei. Na ongeveer 23 dagen komen de jongen uit. Als de jongen uitkomen zijn ze naakt en rozerood van kleur, met bleke snavels en gesloten ogen. Op ongeveer de negende dag gaan de ogen open.
Op een leeftijd van 7 weken vliegen ze uit waarna ze nog 2 tot 3 weken door de ouders worden (bij)gevoerd). Jonge halsbanden lijken op de pop, maar hebben kortere verlengde staartveren.
Halsbanden brengen slechts één legsel groot. Soms volgt er een tweede leg als de jongen van het eerste legsel in een vroeg stadium gestorven zijn, of als de eieren niet zijn uitgekomen.
Behuizing: Ruime behuizing, zie volière
Temp/ Luchtvochtigheid: Winter vast
Voeding: Het voedsel bestaat vooral uit zaden, granen, bloemen en nectar, maar eigenlijk is de halsbandparkiet een omnivoor. Van het gebruikelijke tuinvoer eten de vogels het liefste pinda's. De halsbandparkiet wordt in zijn natuurlijk areaal beschouwd als een plaagsoort die 'verspillend' te werk gaat, hij heeft namelijk de neiging om uit halfrijp fruit slechts 1 a 3 beten te nemen en dan naar de volgende vrucht te gaan. Het opbrengstverlies aan zonnebloemen en maïs kan oplopen tot respectievelijk 33 en 4,6% ten gevolge van parkietenvraat. En ze moeten natuurlijk beschikken over maagkiezel en/of oesterschelpen grit.